Bezoekers van Pompeii, de oude Romeinse stad die in 79 n.Chr. door de uitbarsting van de Vesuvius werd bedolven en zo bewaard is gebleven, kijken zelden verder dan de stadsmuren. En dat is niet verwonderlijk: de prachtig bewaard gebleven stad biedt een fascinerend schouwspel, met fresco’s die mythen vertellen, zoals die van Helena van Troje, een imposant amfitheater en luxueus versierde baden.
Maar als je de stadsgrenzen overschrijdt, openbaart zich een andere wereld – anders, maar even belangrijk – die vaak over het hoofd wordt gezien.
Voor de oude Romeinen waren de wegen die de steden met elkaar verbonden veel meer dan alleen transportroutes: ze waren echte ‘wegen van de herinnering’. Langs deze wegen stonden vaak graven, van eenvoudige monumenten met gedenkteksten tot uitgebreide bouwwerken die waren ontworpen om banketten te houden ter ere van de overledenen, waar vrienden en familie hun eer konden betuigen en hun herinnering levend konden houden.
Sommige Romeinse graven lijken zelfs rechtstreeks tot de voorbijganger te spreken, alsof de bewoner vanuit het hiernamaals zijn stem kan verheffen om een laatste les te delen. Een opmerkelijk voorbeeld in Pompeii is dat van de vrijgelaten slaaf Publius Vesonius Fileros, wiens graf begint met een zin vol beleefdheid en waarschuwing: “Vreemdeling, sta even stil, als het u niet stoort, leer van mijn fouten”.
Pompeii binnenkomen en verlaten was voor de mensen in de oudheid een ervaring vol herinneringen: een herinnering aan hoe men leefde en stierf, een uitnodiging om eer te bewijzen aan degenen die eerder deze weg hadden bewandeld en om van hun leven te leren.
De recente ontdekking van een monumentaal graf, bekroond met levensgrote beelden van een man en een vrouw net buiten het oostelijke deel van de stad, is dan ook veel meer dan een fascinerende archeologische vondst. Het is ook een oproep om even stil te staan en stil te staan bij degenen die ooit in deze bruisende Italiaanse stad hebben geleefd en zijn gestorven.
Het belangrijkste kenmerk van het graf is een grote muur met verschillende nissen waar waarschijnlijk urnen met gecremeerde resten werden geplaatst. Deze muur wordt bekroond door een indrukwekkend reliëfbeeldhouwwerk dat een vrouw en een man toont, die naast elkaar staan, maar elkaar niet raken.
Opvallend is dat de vrouwelijke figuur iets langer is, met een lengte van 1,77 meter, terwijl de man 1,75 meter meet. Zij is gekleed in een eenvoudige tuniek, mantel en sluier, traditionele elementen die in de Romeinse cultuur vrouwelijkheid symboliseren. Om haar nek draagt ze een opvallende halve maanvormige hanger, bekend als lúnula, die vanwege zijn oude associatie met de maancycli de vrouwelijke vruchtbaarheid en geboorte symboliseert. Hij daarentegen draagt de typische Romeinse toga, een kledingstuk dat hem onmiddellijk identificeert als een mannelijke Romeinse burger, trots op zijn status en lidmaatschap.
Wie stellen deze beelden eigenlijk voor?
In de archeologie is de meest gebruikelijke veronderstelling bij de afbeelding van een man en een vrouw samen in een graf dat het om een echtpaar gaat: man en vrouw. In dit geval is er echter een veelzeggend detail dat iets anders suggereert. De vrouw houdt in haar rechterhand een lauriertak vast, een symbolisch voorwerp dat priesteressen gebruikten om de rook van wierook en kruiden tijdens religieuze rituelen aan te wakkeren.
In het oude Rome genoten priesteressen een ongewoon hoge status voor vrouwen in die tijd, en er is gesuggereerd dat deze vrouwelijke figuur een priesteres van de godin Ceres vertegenwoordigde, de Romeinse versie van Demeter, godin van de landbouw en de vruchtbaarheid.
Deze priesteres van hoge status wordt dus afgebeeld naast een man. De toevoeging van symbolen die haar religieuze rol weerspiegelen naast de attributen van hem – zoals zijn toga, die hem identificeert als togatus of Romeins burger – geeft aan dat zij daar niet alleen als begeleider is, maar als een figuur met eigen autoriteit, erkend om haar bijdrage aan de Pompeiaanse samenleving. Het zou haar moeder kunnen zijn, of misschien een nog belangrijker figuur in de gemeenschap, wat zelfs haar iets hogere afbeelding zou verklaren. Zonder een inscriptie die de relatie tussen beiden verduidelijkt, blijft haar exacte identiteit een mysterie. De kern van de zaak is duidelijk: een vrouw hoeft geen echtgenote te zijn om naast een man te staan.
Het fascinerende is dat deze openbaring niet beperkt blijft tot Pompeii. In mijn nieuwe boek, Mythica, dat niet over vrouwen in Rome gaat, maar over vrouwen in het Griekenland van de bronstijd, heb ik vastgesteld hoe recente archeologische ontdekkingen keer op keer de oude aannames over de rol van vrouwen in de samenleving en het belang van hun functies op de helling zetten.
Een fascinerend voorbeeld komt uit een koninklijke begraafplaats in Mycene, die dateert uit de late bronstijd: een vrouw en een man werden samen begraven in de koninklijke necropolis, ongeveer 1700 jaar voordat de uitbarsting van de Vesuvius Pompeii verwoestte. Zoals gebruikelijk gingen de archeologen die de vondst deden er meteen vanuit dat de vrouw de echtgenote van de man was. DNA-analyse veranderde deze benadering echter volledig.
In 2008 bleek uit DNA-analyse van beide skeletten dat ze geen man en vrouw waren, maar broer en zus. Zij was niet in de koninklijke begraafplaats begraven vanwege een huwelijk, maar als lid van de koninklijke familie door afstamming. Met andere woorden, ze was daar op eigen voorwaarden.
Van het schitterende Mycene tot de as van Pompeii: de overblijfselen van de antieke wereld bieden ons een heel ander verhaal dan we eeuwenlang voor vanzelfsprekend hebben gehouden. Ze laten ons zien dat een vrouw geen echtgenote hoefde te zijn om aanwezigheid, macht of betekenis te hebben.
Daarom is het de moeite waard om aandacht te schenken aan het advies van onze oude bekende Publius. Laten we kijken naar de begrafenissen uit het verleden. Laten we luisteren naar wat ze ons leren. En laten we ervan leren.